|
Poorterschap:
Er
waren drie soorten poorters, onderscheiden naar de manier waarop het
poorterschap verkregen kon worden: Ingeboren
Poorters
d.w.z. zij van wie de vader ook reeds Poorter was; Behuwd
Poorter,
zij die met een poortersdochter
of een poorteres gehuwd waren; Gekochte
Poorters,
zij die niet tot de hiervoor genoemde categorieėn behoorden of zich ter stede
van buiten af hadden gevestigd en zich het recht hadden gekocht. In 1411 was de
prijs
van het poorterschap
5 pond of kronen. In 1574 werd de prijs voor een Hollander 15,- gulden en voor
een vreemdeling 21,- gulden. In 1650 was het poortergeld opgelopen tot 50,-
gulden deze
verhoging vloeide in de kas van de krijgsraad. Na een zevenjarige onafgebroken
inwoning binnen de stad kon een poorter tot alle ambten van de Regering worden
gekozen. De Amsterdamse poorters genoten voorts in Holland en daarbuiten tol
vrijheiden bijzondere voorrechten boven niet-poorters, zoals het recht om lid
van een gilde te zijn. In het gemeentearchief van Amsterdam is een complete
serie Poorterregisters over de periode 1655-1811.
|